Even kijken, even kletsen

Hier in Champigneulle spreek ik meer buurtgenoten dan in Amsterdam. Op weg naar de bakker in Grandpré en de markt in Vouziers klopte ik aan bij Marie-Ange Decorne. De sleutel stak in de wit-pvc-deur van haar huis. Toen ik de klink probeerde, hoorde ik haar achter me roepen: ‘Je suis la!’ en ‘Als ik niet bij mijn moeder ben, is het wel bij mijn dochter’. Sylvie had ik gisteravond al gezien toen ik aankwam. Haar luiken waren nog niet toe en ze moet mijn autolichten opgemerkt hebben, want ze deed de deur naar de keuken open. Midden op straat in het pikkedonker omhelsden we elkaar. Ze vroeg of we een leuke verjaardag van Ange hadden gehad en hoe leuk het was dat die op ‘Le jour Europeen de la Femme’ jarig is. De avond was zacht, de sterren aan de hemel.

Marie-Ange kwam met haar laptopje onder de arm aanlopen, ze had waarschijnlijk bij de betere internetverbinding van haar dochter haar boerderijzaken gedaan. Koetjes en kafjes besprekend gaf ik haar mijn eierdoos en zei dat ik die op de terugweg van de boodschappen op zou komen halen.

De volgende halte was bij de melkstal van de Hunins. Daar was, zoals verwacht, niemand. Ik liet mijn bus met munt achter op de tank en reed het dorp uit terwijl ik naar Pascal zwaaide die met de trekker en een wagen vol stalmest achter me aan kwam.

De papieren zak met brood op de passagierstoel rook lekker; ik nam een stuk van de baguette cereales. Per slot had ik behalve koffie nog niks gehad. In Vouziers stalde ik de rode walvis op het parkeerterrein boven het parkje waar de christenfundamentalisten als altijd achter hun tweewielig boodschappenkarretje  met vrome biljet stonden. Ik groette ze vriendelijk zonder mijn pas te vertragen. Op de markt maakte ik een rondje van bekende en minder bekende stallen. De salade en peren waren niet geweldig maar wel goedkoop, de kaasstal als altijd een onweerstaanbare verleiding teveel te kopen, de warme kip deze keer klein want ik ben maar alleen. Op weg naar de Tabac voor een krant en batterijtjes valt mijn oog op de paella bij de visstal. Ik besluit het mezelf gemakkelijk te maken en koop een bak. Met sla van verse pisenlit kook ik genoeg, vind ik.

Een kop koffie bij Le Carnot met een stukje weekendkrantbijlage en dan weer naar huis terug. Of nee, even kijken of Carré de dakdekker thuis is. Jaap, Willy en de rest hadden in de kerstvakantie behoorlijke lekkage rond de schoorstenen in het nieuwe dak. Bij Emmanuel Carré weet ik nooit helemaal zeker of hij het leuk vindt om me te zien. Hij vertelt dat veel klanten hem hebben gebeld in die bewuste week. Zijn boodschap is dat het toen zo uitzonderlijk hard regende en woei dat daar haast geen kruid tegen gewassen is. Het regende zo, duidt hij en maait met vlakke hand horizontaal door de lucht. Ik raad iedereen aan het inde gaten te houden of het ook bij gewone regen nog lekt. Ik heb al gezien dat het nu droog is boven, dus ik moet Carré wel een beetje gelijk geven. Wel moeten we dus voorzorgen nemen in de Marshmellow Bedhut en misschien ook op het nieuwe zoldertje boven de kachel.

In Grandpré zie ik dat de garage open is en maak een praatje met mevrouw d’Autremont en een mij onbekende oude dame met zeer schorre stem. Ze vragen me waar ik in Champigneulle ook al weer zit. Ah ja, in de grote boerderij tegenover Madame Gallet. Ja, die is nog van haar vader geweest, Mr Godart. Nee, van ‘la goutte’ (de drank) weet ze niks. Maandag zal haar zoon wel in de destilleerderij zijn. Je ziet vanaf de weg wel of die open is; vanaf een uur of tien, elf zal hij er wel zijn, daarvoor niet, dan rijdt hij taxi.

In het dorp terug, groet ik Marie Anges moeder van verre en haal de eieren op. Marie Ange vraagt naar onze gezondheid en vertelt dat haar Pierrot blij is dat het voorjaar wordt. Hij houdt niet van de winter, lacht ze. Ik denk aan Pierre Decornes drie nieuwe heupen en herinner me de verhalen van reumalijders of oorlogsgewonden over de invloed van het weer op hun littekens.

Thuis besluit ik nog niet direct te gaan lunchen—het is nog voor twaalven— maar een rondje te maken langs de nieuw aangeplante bomen. Ze maken het goed. De kweepeer heeft al groene punten, de appel nog niet. De uitlopers van de kleine tamme kastanje zijn aan het uiteinde dor.

mistige maart foto???

mistige maart foto???

Zijn ze in december uitgelopen en in januari bevroren? Lager op de takken zien de knopjes er goed uit. De grote kastanje achter bij de weg heeft magnifiek glanzende knoppen. Ik moet eraan denken er eens met Decorne heen te gaan; hij vorkt heel laag bij de grond; misschien moet er daar iets af.

Op de erfgrens naar de wei zie ik een jong boompje scheef hangen. Ben vergeten wat dat is, daar in de rij van de haagbeuken. In ieder geval met Pasen nog eens kijken. Er is nog wat hout te zagen bij de oude stal. Onder de peer is veel opschot. Van de peer zelf? Ik mis de debroussailleuse; zou het hier schoon willen maaien. Als ik tijd vind, ga ik nog wat stalhout wegzagen hier. Het moet hier van het voorjaar open blijven.

Ik haal de geleegde lege-flessen-bak uit de auto en ga naar binnen via de klemmende keukendeur. Daar komt Michel Hunin aan met mijn melkbus. Bij hem gaat ook alles goed; het mag een beetje regenen maar hij klaagt niet. Doet hij nooit; Hunin straalt altijd vrolijk optimisme uit. Doe de groeten aan Marie Thérèse, roep ik hem gewoontegetrouw na.

Na het rondje over het erf maak ik ook een rondje door het huis. Op het atelier besluit ik het zeil aan de nieuwe dekvloer te lijmen. De radiator ga ik ook dit weekend installeren. Als ik tijd vind, natuurlijk. Ik wil hier altijd teveel en teveel verschillende dingen: klusjes opknappen, buiten werken, werkdingen opruimen en overdenken, tijd maken voor mijn kunst, kranten lezen etcetera.

Inmiddels is het half vijf geweest, de kachel is aan het afkoelen, ik moet in de benen.